Inleiding De huidige bewoners van Slot Baarland stellen hun "Heerlijckheyt" regelmatig open voor het publiek; velen maken dankbaar gebruik van hun gastvrijheid die kennelijk past in de traditie van het slot. Immers, een bron uit 1841 vermeldt, "dat de bewoners van Zuid-beveland 's zomers aangeboden kregen om een aangenamen dag op het landgoed door te brengen en aldaar het schoone der natuur te genieten". Hier houdt de vergelijking echter op; onze kroniekschrijver vervolgt zijn verhaal aldus; "Wie met zijn bijhebbend gezelschap zich op het slot aanmeldde, verkreeg gemakkelijk den toegang tot eene der ruime zalen en kon aldaar van de vermoeijenissen van zijn zomertogje uitrusten of zich verkwikken met datgeen wat den zorgvuldige huismoeder had meegenomen".
Hoe moeten we ons het slot voorstellen waarin bezoekers zomaar mochten picknicken? En wat heeft zich op deze nu zo idyllische plaats in de loop der eeuwen afgespeeld? Wie hebben er hun leven in voor- en tegenspoed geleid?
Musketier
Een stukje historie De "Heerlijckheyt Baerlandt" was in vroege middeleeuwen verbonden met het Bakendorp dat door de zee verzwolgen is; de stenen van de ingestorte kerk zijn gebruikt voor de zeewering. Na 1304 ging het water hier zelden meer tekeer zodat het dorp sneller dan andere dorpen tot bloei kon komen. Baarland, de naam betekent "open, onbegroeid land", telde twee sterke sloten. Het oudste slot, "Hellenburg", was reeds in 1606 een bouwval. Het huis (Slot, of Hof) te Baarland wist dat lot veel langer te onlopen. Ontstaan als burcht met donjon, gracht en muren, is het later uitgebreid en gewijzigd tot praalkasteel. Het praalkasteel kwam in 1840 grotendeels onder de slopershamer terecht. Rond de eeuwwisseling is het vervolgens weer deels herbouwd als jachthuis dat nadien ook weer gesloopt moet zijn. Na uitgebreide restauraties na de 2e wereldoorlog krijgt het Slot zijn huidige vorm. Slechts 1 toren ontbreekt, de fundering ervan ligt, vermoedelijk al vele eeuwen, onder de noordoosthoek van het huidige woongedeelte van het Slot dat vermoedelijk al sinds de 15e of 16e eeuw in min of meer de huidige vorm is blijven bestaan en waarvan delen van de buitenmuur waarschijnlijk nog veel verder terug gaan in de tijd, getuige de kloostermoppen. Zuid-Beveland en Walcheren vormden een regio die aangeduid werd met "Zeeland inter Scheld et Hiddeneze (=Hiddenzee)" oftewel "Zeeland Bewesterschelde". Gedurende de tiende eeuw is dit gebied - nadat een einde gekomen was aan de overheersing door de Vikingen - een soort niemandsland geweest. In het jaar 1012 werd de Vlaamse graaf door de Duitse koning Hendrik II beleend met dit stuk Midden-Zeeland. Lange tijd vormde de Oosterschelde de grens tussen Holland een Vlaanderen. De Hollandse graven probeerden in het begin van dit millennium hun macht uit te breiden. Eerst werd een tol geopend bij Vlaardingen; Dirk V en zijn Vlaamse schoonvader Robert I lijfden in 1076 ook het zuidelijk deel van Zuid-Holland in. Daarna was Zeeland aan de beurt. Genoemde Dirk V werd door zijn schoonvader beleend met Zeeland Bewester Schelde. Hier ligt de bron van een langdurige twist tussen Holland en Vlaanderen. De adel van Zuid-Beveland zat dus min of meer tussen twee vuren. In het jaar 1296 werd Floris V, die zich "Graaf van Holland en Zeeland en Heer van West-Friesland" noemde, door een aantal edelen bij Dordrecht vermoord. En laat nu één van die edelen Hugo van Baarland zijn! Zijn lot was wreed; hij stierf op het rad. "Dien van Dordrecht worden ghegeven Hugo van Barlant, die syn leven Tordrecht liet op ene rade". Zijn "Heerlijckheyt" werd geschonken aan Aleid van Henegouwen, zuster van Graaf Willem III, die met Wolfert van Borsele van Veere gehuwd was. Wolfert had zich op zijn tijd bekeerd: van 1290 tot 1296 had hij partij voor de Vlamingen gekozen, maar hij verzoende zich in 1296 voor diens dood met Floris V die van de leenhouding af wilde. Hij werd vertrouwenspersoon van de volgende graaf Jan I; vanwege zijn streng en niet geheel onbaatzuchtig bewind werd hij door zijn vijanden op zijn vlucht met de graaf naar Zeeland gevangen genomen en in Delft door het volk vermoord. Nog lang zal het Slot Baarland met het beroemde geslacht der Van Borsele's verbonden blijven. In 1299 sterft het Hollandse Huis met de dood van Jan I uit. Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen, erft het graafschap Holland; hij ontgint veel land en brengt de steden tot bloei.
Maria van Bourgondië
Na het Henegouwse Huis komt het Beierse Huis aan de macht. Door onderlinge verdeeldheid van de adel ontstonden na 1345 de bekende Hoekse en Kabeljauwse twisten. Jacoba van Beieren, steunend op de Hoeksen, moest zich zien te handhaven tegen de zich opdringende macht van de Bourgondiërs die de Kabeljauwse partij steunden. In 1428 moest ze afstand doen ten gunste van Filips van Bourgondië. De Van Borsele's blijven een belangrijke rol spelen op het politieke toneel: Wolfert VI van Borsele, graaf van Grandprè en Bouchain is gedurende een aantal jaren stadhouder van Holland en Zeeland namens Maria van Bourgondië. We weten dat hij in 1480 eigenaar is van Slot Baarland! In 1498 schenkt hij het slot aan zijn dochter Maria ter gelegenheid van haar huwelijk met Maarten van Polhain. Daarna zijn we het spoor even bijster. Zou Jonkheer Jacob Smit van Baarland, een beroemd staatsman, er gewoond hebben? Waarschijnlijk wel: zijn portret heeft er tot de sloop in 1841 een schoorsteen in één der zalen gesierd en zijn eega was de dochter van Anna van Borselen, dochter van Wolfert VI.
Eind zestiende eeuw wordt het slot bewoond door Vrouwe Jacqueline van Baarland, gehuwd met Jonkheer Rombout van Wachtendonk die voorkomt als "Heer van Baarland". Nederlanders en Spanjaarden zijn dan inmiddels begonnen met hun lange Tachtigjarige oorlog. Op Beveland proberen de Geuzen na de val van Den Brielle in 1672 dorpen en steden te protestantiseren; ze ontmoeten daarbij vrij veel verzet. In de zeventiende eeuw is Jonkheer Jacob van Baarland nog een tijdje slotheer geweest; hij is in Brabant gaan wonen, waarschijnlijk vanwege zijn geloofsbelijdenis en omdat zijn dochter Magdalena van Wissenkerke en Gravin van Rupelmonde aldaar woonde. Daarna is het slot in handen gekomen van het geslacht Van Groesbeek door een huwelijk van Graaf van Groesbeek, Heer van Hoemen, met Catharina van Baarland. Nog in 1730 blijkt het slot het zomerverblijf van een Gravin van dit geslacht te zijn. In het midden van de achttiende eeuw koopt het geslacht der Baronnen van Tabago het slot van de Van Groesbeeks; Mr. Jan Cornelis Lampsius herstelt het erg vervallen kasteel volledig en gaat er zelf wonen. Als volgende eigenaresse duikt op Wilhelmina Elisabeth van Kerchhem die gehuwd is met Mr. Hendrik van der Helm. Daarna komt het kasteel in bezit van Hermannus van Bol'es. We leven dan in de tijd dat Zeeland, samen met een deel van Vlaanderen het "Departement de L'Escaut" vormend, te maken krijgt met Franse soldaten, ambtenaren en douaniers. In 1841 laten de eigenaren van dat moment, Cornelis Adrianus Bol'es uit Schiedam en Mr. Jacobus de Backer uit Rotterdam het hoofdgebouw van het slot, dat alle tekenen vertoont van onderlinge twisten en oorlogen, slopen.
Het Slot Hoe zag het slot er uit vlak voordat de slopers het met de grond gelijk maakten? Hoe moeten we ons het kasteel voorstellen waarin wandelaars hun meegenomen waren mochten consumeren? Het was niet meer het imposante bouwwerk dat u op de prent van Smallegange afgebeeld ziet. Halverwege de achttiende eeuw was het gebouw al zo vervallen dat, zoals eerder vermeld, een facelift noodzakelijk was. En rond 1840 zal het er ook wel niet als een beauty uitgezien hebben, anders zou het wel langer gezelschapsdame van de robuuste Baarlandse kerk gebleven zijn.
Na eerst nog even getransformeerd te zijn geweest tot jachthuis in de stijl van het einde van de 19e/begin 20ste eeuw, zijn in 1960 diverse delen van het slot gerestaureerd. Met de prent van Smallegange in de hand herkent u de gracht, de toegangspoort, de torens, zij het in verkorte vorm en in een andere stijl, het woongedeelte links achteraan dat bij de restauratie in 1695 al uitgebreid was ten koste van de toren. Op de plaats van het hoofdgebouw is de binnentuin met buxushagen en gazon aangelegd.
Het Kasteel te Baerlandt rond 1500
Verschillende eigenaren hebben na de oorlog gerestaureerd, uitgebreid en verfraaid. Zo ontstond de nieuwe "heerlijckheyt" van Baarland, waar u van "het schoone der natuur" mocht genieten.
Aanvullende informatie Het is onduidelijk wanneer het Slot Baarland, ook wel het Heerenhuis of Hof Baarland genoemd, werd gebouwd. Er moet al in de 13e eeuw een "huijs" gestaan hebben. We weten dit dankzij Melis Stoke die over de Vlaamse inval van 1295 schrijft dat in Baarland: "zij bernden al dat si conden, bede-huijs en kercken mede". "Bede huijs" moet waarschijnlijk gelezen worden als 'beide huizen'. De aanduiding "huijs" werd destijds gebruikt als aanduiding van kastelen en burchten, dat wil zeggen, huizen gebouwd met steen. Dit sluit aan op het feit dat Baarland 2 kastelen rijk is. Hellenburg en Slot Baarland. Na de Vlaamse inval en het afbranden van vrijwel het gehele dorp zal er herbouwd en vermoedelijk ook verfraaid en versterkt zijn. Onduidelijk is of dit op dezelfde plek is gebeurd en of de typische waterburcht-vorm van voor 1295 is of van daarna. De waterburcht was medio 1200 een zeer populaire bouwvorm die onder andere door Floris V veelvuldig is toegepast voor de door hem aangelegde dwangburchten in West Friesland. In 1390 werd het Hof van Baarland bewoond door Jan Costijnsz. van Renesse en bestond het uit een hoofdburcht, voorburcht, kasteelplein en drie torens. Het geheel was toen in ieder geval omgeven met een gracht. Het slot kent, evenals veel andere middeleeuwse kastelen, een lange bouwgeschiedenis waarin het steeds verder werd uitgebreid, gewijzigd en verfraaid. De tuin, met een vroegrenaissance karakter, is gelegen binnen een ommuring even buiten de kasteelgracht. In het midden van de tuin ligt een zogenaamde 'waghen'; een loofgang begroeid met druiven. Deze kruist een pad, waardoor het terrein binnen de muren in vieren wordt verdeeld. De lanen zijn omzoomd door (linde)bomen. Ná 1730 werd het slot alleen nog als buitenplaats bewoond en raakte de aanleg in verval; in 1840 werd het hoofdgebouw gesloopt. Later is het koetshuis, vermoedelijk gebouwd op de restanten van de oorspronkelijke burcht, in gebruik genomen als woonhuis en daarna zelfs uitgebreid tot Jachthuis. Verder zijn er slechts nog de overgebleven slotmuren en een vierkant binnenterrein (Van den Broecke, p.186- 193, Backer, p. 76-77).
Belangrijkste kenmerken Restanten van een voormalig slot; slotmuren, kasteelgracht, een gerestaureerd koetshuis en tuin in vroegrenaissance stijl buiten de kasteelgracht. Het kasteel van Baerlandt. Een reconstructie ets van het kasteel in welstand, uit de Kroniek van Smallegange, 1696, blz 724.
Het huis te Baarland, zooals het in de achtiende eeuw nog temidden van zijn grachten gelegen was. Reproductie van prenten van het huis te Baarland
Gravure met kerk en het 'Hof van Baarland' uit 1743. Vooraanzicht
Slot Baarland rond 1920
De foto van Slot Baarland rond 1920 is genomen vanaf de toren. Op de voorgrond het Slot, op de achtergrond rechts het bedrijfje "Java" en links de boerderij van de heer Van Wingen. De oude schuur werd afgebroken om plaats te maken voor een kleinere schuur, welke op 13 sept. 1955 afbrandde door blikseminslag. Kort daarna verscheen de 3e schuur.
Het wapen van de Graven van Groesbeek
Uit het Archief Baarland is een heel oud dorp. Van vrijwel alle dorpen op Zuid-Beveland weten we dat ze in de 11e en 12e eeuw zijn ontstaan, aan een kreek, die meestal uitmondde in open, bevaarbaar water. Van Baarland weten we dat niet. Het lag op het voormalige eiland Baarland dat na 800 door aanslibbing een geheel ging vormen met het vroegere eiland Borssele. Het is volgens sommige schrijvers goed mogelijk dat het oudste Baarland bij de inval van de Vlamingen in 1295 geheel is verwoest en dat het dorp op een andere, de huidige plaats weer is opgebouwd. Op het voormalige eiland bevonden zich nog enkele andere woonkernen, die thans niet meer bestaan zoals Delinge en Westdorpe. Er waren vroeger enkele belangrijke adellijke geslachten eigenaar van de heerlijkheid. Floris V werd in 1296 vermoord. Een van de betrokken edelen was Hugo van Baarland, wiens goederen in Baarland verbeurd waren verklaard door Floris V. Hugo van Baarland werd opgepakt en in Dordrecht berecht, waar hij het leven liet op het rad. Baarland kwam via verschillende omzwervingen en verdragen in handen van de adellijke geslachten Van Borsele en Van Renesse. Pas in de zestiende eeuw kwamen de ambachtsgronden in eigendom van rijke burgers.
Het oorspronkelijke kasteel van Baarland zal een houten mottekasteel zijn geweest, staande op een lage heuvel, die mogelijk in later tijd Bergwei genoemd werd. In 1964 werd, wat ervan het kasteel over was, aangekocht door de Vlissingse winkelier A. Feenstra, die de woning en muren eigenhandig restaureerde, terugkerend naar de oorspronkelijke fundamenten waar nodig. Aan de hand van oude afbeeldingen werden de brug en de poort nagebouwd, waardoor het complex toch weer iets van een kasteeluiterlijk terugkreeg. Het adellijk geslacht van Renesse tekende wellicht voor de bouw van een tweede kasteel bij Baarland, het slot Hellenburg. Vermoedelijk is het bij de stormvloed van 1477 geruisloos verdwenen. Een andere stormvloed, die van 1953, betekende feitelijk de herontdekking van het kasteel. Toen na de Ramp de herverkaveling op gang kwam, werd er archeologisch onderzoek verricht, waarbij de contouren van het slot werden blootgelegd. In de jaren zeventig metselde men het muurwerk weer tot maaiveldniveau op. In de Kroniek van Smallegange staat onder meer het volgende: Baarland een groot en heerlijk dorp is in oude tijden noch veel aansienlijker en volkrijker geweest, wanneer het van de Graven verscheide Prevelegien heeft verkregen, gelijk Hertog Aelbrecht van Beieren, Graef van Zeeland op het jaar 1390 vergunt heeft in den Dorpe van Baerland op Maendach een Wekelijkse Marctdag te hebben, zoo als die van Monster ook hadden. Tirion zegt het in 1753 wat anders: ’t Dorp Baarland ’t geen wel ’t aanzienlykste is, legt omtrent anderhalf uur gaans ten Noordoosten van Ellewoutsdijk en derdehalfuur (2,5 uur) van de stad Goes ten Zuiden. ’t Is een goed en mooi dorp, doch iin voorige tijden veel aanzienlijker geweest dan tegenwoordig. De Kerk is vry groot en lugtig en heeft nevens zig een zwaaren hoogen Tooren. In de beschrijving van 1824 van Zeeland merken de schrijvers op: Een redelijk groot Kerkdorp, 2.5 uur zuidwaarts van Goes. Bij de ruime, lugtige kerk staat een hooge toren. In dezelve is een orgel, van welks stichting de heer M. Slabber, Burgemeester van Goes, blijkens het opschrift alleen de eer heeft. Het werd op den 1 October 1786 ingewijd. Bevolking 520 zielen. Tot deze gemeente behoort ook het gehucht Bakendorp, een kwartier oostwaarts.